Op de Yonex Dutch Open in Almere is nog het hele weekend topbadminton te zien. Vrijdag staan de achtste finales op het programma, zaterdag de kwart- en halve finales. Zondag gaat het echt om de prijzen. Wat valt er van deze toppers te leren?

Eerder deze week zetten we al uiteen hoe je de wedstrijden van dit grootste internationale badmintontoernooi in Nederland kunt volgen – in de badmintonarena zelf of gewoon vanuit huis. Vandaag vragen we hoofdtrainer Paul Vennekens, die tijdens het toernooi enkele Nederlandse spelers coacht, waar de leergierige clubspeler het beste op kan letten.

Gemengd dubbel | In de servicesituatie is veel winst te behalen
Paul: ‘In de gemengd dubbels wil je, net als in de heren- en damesdubbel, het liefst na de eerste vier slagen van de rally het initiatief hebben. Koppels vertellen elkaar bijvoorbeeld met een cijfer waar ze gaan serveren. In Nederland gebruiken we de volgende indeling: één is naar de T, twee is naar het lichaam van de tegenstander, drie is naar de buitenkant. Dan heb je nog vier en vijf voor de flick services.

‘Koppels spreken af wie in welke servicesituatie welke shuttle pakt. De positie van de dame is belangrijk. Als de heer serveert, gaat de dame op de kortste lijn voor de return van de tegenstander staan, zodat die meteen het voorveld afdekt. Bij BC Mariken staat de dame soms nog juist aan de andere kant.

‘Wat wij daar bij BC Mariken van kunnen leren? Je moet op z’n minst aan je partner vertellen waar je gaat serveren. Dan kan die klaarstaan op de meest logische returns van de tegenstander.’

Damesdubbel | Geduld is de schoonste zaak
‘Bij damesdubbels op dit niveau zijn de rally’s heel erg lang. Uithoudingsvermogen en geduld zijn belangrijk. In de damesdubbel wordt vaker hoog uitverdedigd. Scoren met een smash gebeurt bijna niet.

‘Verdedigen is in de damesdubbel eigenlijk geen probleem. Sterker nog, het kan zelfs een strategie zijn. In de damesdubbel is het gebruikelijk om de shuttle vanuit de verdediging in een open plek op het veld te spelen en zo een snelle aanval te creëren.’

Herendubbel | Snelle tempo controleren door goed te anticiperen
‘In de herendubbel ligt het tempo veel hoger. Heel veel vlak en snel spel. Smashes zijn veel harder. Tegenstanders proberen die vlak weg te leggen, om niet meerdere smashes achter elkaar te hoeven verdedigen.

‘Om controle te houden is het belangrijk om je goed te positioneren ten opzichte van de shuttle en de tegenstander. Je racket moet je gereed houden op de meest waarschijnlijke slag van de tegenstander. Als die gaat smashen, houd je je racket laag. Als die een vlakke bal speelt, houd je je racket voor je.

‘Vanuit korte slagbewegingen probeer je vervolgens de shuttle te sturen. Als je een te lange slagbeweging maakt, is de shuttle al terug voordat je je hebt kunnen voorbereiden op de volgende slag. Op de Dutch Open zie je dat goed: als daar een foutje in wordt gemaakt, is het meteen einde rally.’

Damesenkel | Je hoeft zelden helemaal terug naar het midden van de baan
‘In de singel wil je je optimaal positioneren ten opzichte van de tegenstander en de shuttle. Als je in het midden gaat staan, zijn alle hoeken even ver weg. Dat klinkt als een voordeel, maar betekent ook dat alle hoeken even moeilijk zijn om naartoe te lopen.

‘Als je wat meer richting de shuttle gaat staan, door naar links of naar rechts op te schuiven, sta je dichter bij de snelste en gevaarlijkste return van de tegenstander. Naar de andere hoeken kan de tegenstander moeilijker spelen. Daar heb je zelf ook iets meer tijd voor.

‘In de damesenkel durf je bovendien, net als in de damesdubbel, de tegenstander best de aanval te geven. Vanuit de verdediging probeer je vervolgens de rally over te nemen.’

Herenenkel | Een duik is soms de effectiefste verdediging
‘Slim positioneren is ook in de herenenkel een goed idee. In de herenenkel kun je bijvoorbeeld rechtdoor oplopen na je smash, in plaats van via het midden. Als je aanval goed is, zijn de returns van de tegenstander vaak rechtdoor. Voorspelbaar, dus. Als je dan met je racket omhoog recht naar voren loopt, kun je de shuttle misschien wel afmaken bij het net.

‘Wat op de Dutch Open ook interessant is om in de gaten te houden, is hoeveel pull dropshots er gespeeld worden, vooral met de backhand. We roepen vaak dat je alles overhead moet pakken. Dat heeft ook wel de voorkeur, maar je kunt niet zonder goede backhandslagen in het achterveld. Naar meerdere hoeken, anders word je alsnog voorspelbaar.

‘In de herenenkel is ook de duik spectaculair, als smashverdediging op zowel de forehand- als de backhandzijde. Je moet niet als een kamikaze voor de shuttle gaan en op je buik neerploffen. Nee, de duik is echt onderdeel van het voetenwerk. Je gaat met je racket naar de shuttle, terwijl je zodanig op je handen en voeten landt dat je om je as draait, je afzet en meteen weer doorgaat. Omdat de tegenstander vanuit het achterveld komt, heb je genoeg tijd, maar het vergt wel veel training.’