In het zuidwesten van Engeland een klein plaatsje dat Badminton heette. Op een landgoed daar in de negentiende eeuw sloeg een hertog tegen een shuttle aan…daarom heet deze sport nu zo. Zeer waarschijnlijk komt de sport oorspronkelijk uit Brits-Indië. Britse soldaten hebben het meegenomen naar Europa.
Na een flinke sprong in de tijd komen we aan in 1992: badminton wordt olympisch. In 1972 en 1988 stond badminton al als demonstratiesport geprogrammeerd, maar pas vanaf dit jaar doet de sport echt mee. Van de 29 gouden medailles die sinds die tijd zijn uitgereikt, gingen er 16 naar China. De overheersing van heel Azië is nog groter. Slechts één gouden plak ging niet naar een Aziaat.
Badminton speel je met een racket en een shuttle. Wedstrijden en trainingen zijn binnen. Of nu de zon schijnt of het regent, altijd heeft de shuttle last van de wind. Daarom spelen we in sporthallen.
De sport kent vijf verschillende disciplines: mannenenkel, damesenkel, mannendubbel, damesdubbel en gemengd dubbel. In ieder onderdeel win je een wedstrijd door twee games tot 21 punten te winnen, maar wel met twee punten verschil. Bij de stand 29-29 wordt een winnend punt gespeeld.
Het speelveld is ongeveer 6 meter breed en 13 meter lang. Het wordt in twee gelijke velden verdeeld door het net. In een rally kan je een punt maken door de shuttle in het veld van de tegenstander op de grond te krijgen. Maar als je de shuttle in het net of buiten de lijnen slaat, krijgt je tegenstander een punt. De speler die het vorige punt gewonnen heeft, begint de volgende rally.
Shuttles zijn er in twee verschillende vormen: van ganzenveer en van plastic. De verenshuttles zijn duurder, gaan eerder kapot, maar laten zich met een goede techniek beter richten. Ze worden vooral gebruikt door meer ervaren spelers. De plastic, nylon shuttles zijn een goede instapshuttle. Ze zijn degelijk en goedkoper.
Rackets zijn er in verschillende prijsklassen. Ook hier geldt dat de meer geoefende speler eerder voor een duurder racket zal kiezen. Maar voor beginners volstaat vaak een racket van een paar tientjes al. Kinderen beginnen soms met een racket met kortere steel.
Bij de slag en het voetenwerk komt veel techniek kijken. In rally’s gaat het er soms razendsnel aan toe en in lange wedstrijden is de fysieke gesteldheid van de spelers belangrijk. Een speler die moe is maakt eerder fouten. De tactische en soms mentale strijd tussen twee tegenstanders maakt badminton tot een zeer complete sport. Op ieder vlak kun je een wedstrijd verliezen. In trainingen komen dus ook al deze aspecten aan bod.
Om plezier te beleven aan badminton hoef je echter geen topsporter te zijn. Op elk niveau is het spel mogelijk. Voor jonge kinderen is het al lastig genoeg de shuttle te raken; fanatieke tieners en twintigers proberen elke training diep te gaan en iedere wedstrijd te winnen; voor dertigers en veertigers is badminton misschien dé manier om aan voldoende lichaamsbeweging te komen; en voor vijftigers en zestigers is deze sport wellicht vooral een gezelschapsmoment, een sport met weinig kans op blessures. Iedereen heeft zijn eigen redenen om van badminton te genieten.
Bekijk ook: